Een arbeidsongeschikte werknemer start na anderhalf jaar ziekte met re-integratie gericht op het tweede spoor. Afgesproken wordt dat de werknemer op 27 februari bij een andere werkgever begint en in stapjes aan de slag gaat. Hij had echter al eerder verlof aangevraagd tot 9 maart. De werkgever stemt in met een verlof tot uiterlijk 27 februari. De werknemer gaat toch tot 9 maart met vakantie. Werkgever reageert eerst met waarschuwingen, dan met een loonstop en ontslag op staande voet.
Volgens de werkgever was de werknemer ongeoorloofd afwezig vanaf 27 februari 2018. Die ongeoorloofde afwezigheid vormt een dringende reden voor ontslag op staande voet.
De werknemer voert aan dat de werkgever de werkzaamheden in het kader van re-integratie tweede spoor maar buiten zijn vakantie om had moeten organiseren. Zo werkt het niet volgens de kantonrechter. De werkgever riskeert immers een loonsanctie van het UWV als hij niet voldoet aan zijn verplichtingen in het kader van de re-integratie. Daarom hoefde de werkgever niet te wachten met de start van passende werkzaamheden.
Verder voert de werknemer aan dat bij schending van re-integratieverplichtingen ontslag op staande voet niet is toegestaan. Dat klopt volgens de kantonrechter, als de werknemer passende arbeid weigert. Maar hier speelt iets anders. De werknemer is niet op zijn werk verschenen omdat hij vond dat hij vakantie mocht nemen en daarna wel zou kunnen beginnen met de passende arbeid.
De kantonrechter laat zowel de loonstop als het ontslag op staande voet in stand. Hij kent ook geen transitievergoeding en/of billijke vergoeding toe. Bovendien moet de werknemer de proceskosten van de werkgever vergoeden.
Tip: Re-integratieverplichtingen van zowel werkgever als werknemer zijn niet vrijblijvend. Een werknemer kan ook na langdurige arbeidsongeschiktheid niet zomaar wegblijven als afgesproken is dat hij aan passende arbeid gaat beginnen.