Onderzoek box 3-heffing 2013-2016

Onderzoek box 3-heffing 2013-2016
31 januari 2020


In 2019 heeft de hoogste rechter bepaald dat de belastingheffing over spaargelden in de periode 2013 tot en met 2016 een inbreuk kan vormen op het recht op eigendom. De rechter heeft daarbij aangegeven dat het niet op zijn weg ligt om de overheid te dwingen deze inbreuk te compenseren. Maar wat moet er wel gebeuren?

Oordeel rechter
De hoogste rechter kwam tot het oordeel dat de heffing van box 3 op stelselniveau een schending van het eigendomsrecht vormt indien het nominaal zonder (veel) risico’s gemiddeld haalbare rendement voor deze jaren lager is dan 1,2 procent.

Vraag
De vraag is nu: welke verplichtingen schept het Hoge Raad-arrest voor de wetgever in zaken waarin het Europese Hof voor de Rechten van de Mens op stelselniveau oordeelt dat het recht op eigendom geschonden is?

Drie deskundigen
De Minister van Financiën heeft hierover advies gevraagd aan drie onafhankelijke juridische deskundigen op het gebied van de toepassing van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

CPB
Bovendien heeft de Minister het CPB gevraagd om, met ondersteuning van DNB, te onderzoeken wat het zonder (veel) risico’s gemiddeld haalbare rendement in box 3 in de jaren 2013 tot en met 2016 is.

Termijn
Het deskundigenadvies en de resultaten van het onderzoek van het CPB zullen voor vrijdag 21 februari 2020 worden uitgebracht. De Tweede Kamer ontvangt vervolgens nog dit voorjaar het advies en de resultaten met de kabinetsreactie over de gevolgen van de arresten.

Tip: Het is dus nog even afwachten hoe het kabinet gaat reageren op de uitspraak van de hoogste rechter over de vermogensrendementsheffing in de jaren 2013 tot en met 2016. We houden u op de hoogte.

Dit bericht is geplaatst in nieuws. Bookmark de permalink.