Het toekennen van financiële werknemersparticipaties kan leiden tot een hogere motivatie, meer binding met het bedrijf en tot behoud van werknemers. Werknemers voelen zich meer betrokken omdat ze delen in winsten (en verliezen) van het bedrijf. Startups en scale-ups kunnen een concurrerende beloning bieden door een deel van het salaris uit te betalen in aandelen of aandelenopties. Er zijn ook nadelen en knelpunten. Hoe kijkt het kabinet hier tegenaan?
Risico bij werknemers
Bij het gebruik van werknemersparticipatie verandert de risicodeling tussen ondernemer en werknemers. In goede tijden profiteren werknemers, in slechte tijden zal een gedeelte van het risico ook bij de werknemer liggen. Deze risicodeling vraagt (financiële) flexibiliteit van werknemers. Het is de vraag in hoeverre dit wenselijk is, zeker aan de onderkant van het inkomensgebouw.
Betalingsconstructie of eigenaarschap?
Financiële werknemersparticipatie in de vorm van betalingsconstructies of vormen van eigenaarschap kunnen ook specifieke voor- of nadelen bieden. Betalingsconstructies zijn makkelijk uitvoerbaar en daarmee breed te implementeren.
Financiële werknemersparticipatie door middel van eigenaarschap kijkt meer vooruit, kan de inspraak van werknemers vergroten, leidt tot vermogensopbouw op de langere termijn en kan ook vanwege deze vermogensopbouw als aanvulling voor de oude dag dienen. Ook hier zitten echter enkele kanttekeningen aan: het beleggen van vermogen brengt namelijk ook risico’s met zich en die zijn groter als sprake is van ongespreid beleggen. Vanuit risicospreiding is het sterk de vraag of het optimaal is dat werknemers vooral vermogen opbouwen bij het bedrijf waar zij zelf werken (met het risico dat bij faillissement ze zowel hun baan als vermogen kwijt zijn). Daarnaast wordt inspraak ook niet altijd behaald (denk aan stemrechtloze aandelen) en is het de vraag of eigenaarschap hiervoor het juiste instrument is. De inspraakmogelijkheden voor werknemers in de onderneming van hun werkgever zijn immers in beginsel geborgd via de Wet op de ondernemingsraden.
Obstakels, knelpunten en vervolgstappen
Beperkte informatie bij werkgevers: onderzoek laat zien dat werkgevers vaak niet bekend zijn met de mogelijkheid van financiële werknemersparticipatie. Het vergroten van bekendheid van dit instrument zou tot een toenemend gebruik kunnen leiden. Hier ligt een rol voor organisaties die werknemersparticipaties wensen te stimuleren zoals werknemers- en werkgeversvertegenwoordigingen en intermediairs. Zij zijn het beste in staat om deze bekendheid op een passende wijze te vergroten.
Waarderingsdiscussies met Belastingdienst: de waardering van niet-beursgenoteerde bedrijven is van diverse factoren afhankelijk, dit vergt maatwerk en is daarom lastig in een algemeen geldende formule te vatten. In overleg met de Belastingdienst zal worden bezien in hoeverre het mogelijk is om toch richting te geven aan de discussies rondom de waardering van niet-beursgenoteerde bedrijven, bijvoorbeeld in de vorm van een preferente waarderingsmethode. In dit overleg zal het kabinet ook de mogelijkheid betrekken om richtlijnen voor de afwaardering van de fiscale waarde van werknemersaandelen met een vervreemdingsverbod op te stellen voor niet-beursgenoteerde bedrijven.
Te lang ervaren duur van vooroverleg met Belastingdienst: meer duidelijkheid over de waardering van niet-beursgenoteerde bedrijven kan ook een positief effect hebben op de duur van vooroverleggen over deze materie, hoewel iedere waarderingsmethode de invulling van bepaalde variabelen vraagt die op zich weer voer voor discussie kunnen vormen.
Negatieve impact vermogensaanwasbelasting Box III: een wetsvoorstel voor het nieuw stelsel van box III om belasting te heffen op basis van het werkelijke rendement ligt momenteel voor advies bij de Raad van State. Op dit punt verwijst het kabinet naar dit lopende traject.
Niet-aftrekbaarheid van werknemersparticipaties in de vennootschapsbelasting: de niet-aftrekbaarheid in de vennootschapsbelasting is een doelbewuste keuze van de wetgever geweest. Het kabinet is niet voornemens om hier aanpassingen in te doen.
Standpunt kabinet
Het kabinet blijft bij zijn eerdere standpunt dat het wel of niet financieel laten participeren van werknemers in het bedrijf van de werkgever een onderwerp is dat deel uitmaakt van de arbeidsvoorwaardenonderhandelingen tussen werkgevers en werknemers. Het is geen taak van de overheid om de ene vorm van loon meer te stimuleren dan andere. Wel ziet het kabinet het als zijn taak om knelpunten in de uitvoering aan te pakken.